Kuspit illustreert de spanningen tussen het fallische en het vrouwelijke en suggereert dat dit Bourgeois’ twijfels aangeeft over de aard en eigenheid van het vrouwelijke lichaam. Dit zijn onzekerheden die Kuspit herleidt tot Bourgeois’ animositeit jegens mannen geworteld in haar jeugdtrauma’s, die van haar een noodgedwongen feminist hebben gemaakt, hoewel zij dit zelf uitdrukkelijk ontkent. Bourgeois kan beschouwd worden als een van de laatste ‘classicistische‘ moderne kunstenaars, zowel als een ‘post-modernist’, omdat zij constructivisme en expressionisme weet te verenigen. Twee polen van de moderne kunst die grote denkers als Adorno en Greenberg, abusievelijk als onverenigbaar beschouwden.
Donald Kuspit is University Distinguished Professor of Art and Philosophy aan de State University van New York, Stony Brook. Hij publiceert in onder meer Artforum, Sculpture en Tema Celeste en is redacteur voor Art Criticism. In 2000 verzorgde hij de Getty lectures aan de Universiteit van Zuid Californië. Hij ontving verschillende stipendia en beurzen van organisaties zoals de Ford Foundation, Fulbright Commission, Guggenheim Foundation en Asian Cultural Council. Kuspit won in 1983 de prestigieuze Frank Jewett Mather Award for Distinction in Art Criticism. Een selectie van zijn publicaties: The End of Art (Cambridge University Press, New York 2004); Signs of Psyche in Modern and Postmodern Art (Cambridge University Press, New York 1994/Akal, Madrid 2002); Psychostrategies of Avant Garde Art (Cambridge University Press, New York 2000); Idiosyncratic Identities: Artists at the End of the Avant-Garde (Cambridge University Press, New York 1996); The Cult of the Avant-Garde Artist (Cambridge University Press, New York 1993/ Ritter Verlag, Klagenfurt, Duitsland 1995).