In de tentoonstellingen Cosmoville van de Canadese kunstenares Eleanor Bond (1948) en Hyde Park van de Amerikaanse kunstenaar Brandt Junceau (1959) stond de relatie tussen architectuur en beeldende kunst centraal. Beide tentoonstellingen gingen letterlijk en figuurlijk over ‘wederopbouw’, niet alleen in de betekenis van de herschepping van een architecturale of natuurlijke omgeving voor de mens, maar ook in de betekenis van de nabootsing van de werkelijkheid.
Eleanor Bond werd in het kader van de viering ’50 jaar bevrijding en wederopbouw’ uitgenodigd om een halfjaar in Rotterdam te werken aan nieuwe schilderijen waarin de ontwikkeling van de stad Rotterdam en haar periferie centraal stond. Bond speculeerde in fictieve voorstellingenover de uitkomsten van de – voortdurende – wederopbouw en verandering van de stad Rotterdam.
De tentoonstelling van Junceau, met de titel Hyde Park, draaide rondom de ideeën en ouevres van de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt (1882-1945) en van de miskende Amerikaanse kunstenaar Elie Nadelman (1882-1946). Junceau keerde in zijn tentoonstelling, die de vorm aannam van een fictief museum met autobiografische elementen, terug naar de wordingscrisis van de moderne Amerikaanse kunst en cultuur, die vanaf het eind van de 19e eeuw tot de jaren veertig van de 20e eeuw heen en weer geslingerd werd tussen traditie en vernieuwing. Junceau was reeds eerder te gast in Witte de With in de tentoonstelling Voorwerk 2 in 1991.
De tentoonstellingen Cosmoville en Hyde Park werden gedocumenteerd in Cahier #4.