Manon de Boer analyseert in haar werk de mogelijkheden van film in de beeldende kunst. Vaak morrelt ze aan de conventies en aannames van het documentaire genre. Ze voelt zich aangetrokken tot mensen met een opmerkelijke persoonlijke geschiedenis en creëert intieme portretten waarin die geschiedenis ter discussie wordt gesteld. Hiermee laat ze zien dat het vertellen van je leven als samenhangende biografie een hachelijke, zo niet onmogelijke onderneming is.
Door langere tijd met dezelfde mensen te werken (vaak acteurs, musici of intellectuelen) onderzoekt De Boer hoe geleefde tijd en opgetekende geschiedenis uit elkaar lopen. Haar werk toont de postmoderne verschuiving van gemeenschappelijke naar individuele geschiedenissen. Via de herhalingen en beeldwisselingen in haar films vermijdt ze een lineaire of chronologische weergave van de tijd.
Witte de With presenteert twee films van De Boer: Sylvia Kristel – Paris (2003) en Presto, Perfect Sound (2006). Het eerste werk is opgebouwd rond twee interviews die De Boer met een tussentijd van twee jaar had met de actrice die beroemd werd als de ster van ‘Emmanuelle’. De verhalen van Kristel meanderen soepel langs sleutelmomenten in haar leven en gaan voornamelijk over haar vele liefdesaffaires en de steden waar die zich afspeelden. De stad waarnaar zij in haar verhaal het vaakst terugkeert is Parijs, en terwijl we Kristels stem horen, zien we met de handcamera gefilmde beelden van Parijs. Op het eerste gezicht lijken de super 8-beelden opgenomen te zijn in de periode waarover Kristel spreekt, maar deze illusie wordt tenietgedaan als we ook architectuur zien die duidelijk pas kortgeleden is gebouwd. Kristel zelf zien we maar twee keer: ze rookt zwijgend en oogt als een filmgodin uit het gouden tijdperk van Hollywood. Deze korte verschijningen in levenden lijve markeren de twee interviews, waarin het accent verschuift, zodat bepaalde inconsistenties in het ophalen van de herinneringen aan het licht komen. Uit de beladen stiltes die ze laat vallen wordt duidelijk dat veel ongezegd blijft.
Naast het stemgeluid van Kristel horen we de gedempte geluiden van de stad, vermengd met muziek van George van Dam, een componist met wie De Boer ook bij eerdere films al samenwerkte. Van Dam is zelf het onderwerp van Presto, Perfect Sound, waarin hij te zien is terwijl hij viool speelt, zijn hoofd midden in beeld. De titel van de film is ontleend aan het stuk dat hij speelt, het vierde deel uit Béla Bartoks Sonate voor soloviool Sz 117 (1944), gekozen vanwege zijn lengte (vijf minuten), tempo en plot-achtige opbouw. ‘We vonden in deze opeenvolging van verschillende stemmingen of temperaturen een narratieve rijkdom die haar bij uitstek geschikt maakte voor een gefilmd optreden’, legt de musicus uit. Vervolgens besloot De Boer de verschillende opnames van dit optreden in een montage samen te voegen, en wel op zo’n manier dat er een perfect geluid ontstond, d.w.z. er werd prioriteit gegeven aan de kwaliteit en continuïteit van het geluid en niet aan dat van het beeld. Als we naar de film kijken zien we dus de beeldwisselingen, maar we horen ze niet. Dit is niet het eerste werk van De Boer waarin de hoofdpersoon musiceert – zo speelde de hoofdpersoon in Robert, June 1996 gitaar – maar het is niet zozeer de muziek zelf als wel de herhaling ervan die haar voor De Boer tot een sleutelmotief maakt. Voor De Boer zijn de verschuivingen en veranderingen die bij herhalingen optreden het veelzeggendst, of ze nu met een muziekstuk werkt of met een persoonlijk verhaal.
‘Liever dan te suggereren dat haar onderwerpen onuitwisbare vormen zijn of louter spiegelende oppervlakken, laat De Boer haar identiteiten tevoorschijn komen als foto’s in een donkere kamer; ze ontwikkelen zich aan de hand van hun herinneringen en sommige delen worden zichtbaar, andere blijven verborgen, totdat hun oppervlak evenveel laat zien als het verbergt’ (Christy Lange, Frieze, jun-aug 2006, p. 234)
Deze twee films worden getoond in het kader van de solo-expositie van Liam Gillick in Witte de With, Three perspectives and a short scenario. Gillick heeft voor deze expositie de tentoonstellingszalen een architectonische metastructuur opgelegd die aangeeft welke ruimten moeten worden gebruikt voor het presenteren van zijn eigen werk en welke te beschouwen zijn als ‘instellingszones’. Witte de With-directeur Nicolaus Schafhausen heeft besloten in deze instellingszones werk te presenteren van andere kunstenaars, te beginnen met Manon de Boer.
het International Film Festival Rotterdam en de Mondriaan Stichting