De tentoonstellingen van de Britse kunstenares Tacita Dean en de Rotterdamse kunstenaar Gerco de Ruijter tonen twee unieke experimenten met de cameria en het medium film. Voor beide kunstenaars is dit de eerste grote solo tentoonstelling. De tentoonstellingen sluiten aan bij het 26e Film Festival Rotterdam, waar ook een selectie van Dean’s films te zien was.
Gerco de Ruijter
De Rotterdamse kunstenaar Gerco de Ruijter (Vianen, 1961) experimenteert op bijzondere wijze met het oog van de camera. Hij legt beelden van het landschap vast door zijn camera aan een vlieger te hangen. De intensiteit van de beelden vanuit vogelvluchtperspectief lijken in tegenspraak met de eenvoud van de wijze waarop ze tot stand gekomen zijn.
De afwezigheid van de horizon waarop wij normaal onze blik oriënteren, leidt tot een wonderlijke en raadselachtige abstractie van het Hollandse landschap. Dit maakt De Ruijter’s fotowerken eerder verwant aan schilderkunst dan aan documentaire fotografie.
De Ruijter’s inventieve en experimentele werkwijze, die het mogelijk maakt de fysieke gebondenheid van de menselijke blik te overstijgen, doet denken aan de vroege geschiedenis van de fotografie. Omstreeks 1858 slaagde Nadar er in om met behulp van een luchtballon de eerste luchtopnames te maken. De ontwikkeling van de luchtfotografie werd al snel bepaald door het streven de toepassingsmogelijkheden te vergroten, bijvoorbeeld op het gebied van topografische meting en oorlogsvoering. Het werk van De Ruijter herinnert ons echter aan het fundamentele verlangen om te zien en de wil een onmogelijke ervaring te kunnen verwezenlijken.
In andere werken experimenteert De Ruijter met 8mm film. Met behulp van een statische camera, filmt hij vanaf de grond overvliegende vliegtuigen. De opnamen van witte uitwaaierende rookpluimen van de vliegtuigen tegen de blauwe hemel geeft de film een sterk schetsmatig en abstract karakter. Uit de films die hij vanuit zijn vlieger maakt, blijkt de zeer beperkte controle over de beelden die de camera vastlegt. De fotowerken zijn momentopnamen van datgene wat in deze films getoond wordt: de bewegende beelden vanuit de vlucht van de vlieger. Zie voor twee van deze kite filmpjes (Quicktime): mov1 en mov1.
De toeschouwer raakt betrokken bij De Ruijter’s verwondering over de schoonheid van datgene dat voor het menselijk oog haast onzichtbaar – zelfs onbereikbaar – is, maar zichtbaar gemaakt kan worden met behulp van het mechanische oog van de camera.
Tacita Dean
Het werk van Tacita Dean (Canterbury, 1965) draait om het verhalende karakter van film en de taal en processen zoals die gebruikt worden bij het maken van films.
In films, foto’s, tekeningen en objecten construeert zij verhalen, die vaak ontstaan uit toevallige ontdekkingen. Een afbeelding of zin in een boek, een naam of gebeurtenis kan aanleiding zijn tot verder onderzoek rond het gevonden onderwerp. De verhalen – die vaak handelen over mysterieuze voorvallen – bewegen zich tussen feit en fictie. Hierdoor wordt de toeschouwer in de gelegenheid gesteld om zelf zijn of haar interpretatie te vormen uit het complexe web van associaties die de werken ontlokken.
Dean ontrafelt op verschillende manieren het medium film. De tentoonstelling manifesteert zich daarom als een gelaagde structuur van geprojecteerde en ‘echte’ beelden, geluid en verhalen. De tentoonstelling presenteert film als tekening en taal van de sequentiële beweging (storyboards getekend op schoolborden); film als geluid (‘dubbing sheets’ en het werk Foley Artist); geprojecteerde beelden en verhalen (in de films); onderzoek en werkproces (ingelijste materialen en documenten).
In 1994 presenteerde Witte de With in de groepstentoonstelling WATT reeds de eerste fase van Dean’s project Girl Stowaway.