In de zesde editie van de tentoonstellingsreeks Voorwerk wordt dit jaar het werk van vijf Nederlandse kunstenaars getoond: Annemiek de Beer, Madeleine Berkhemer, Raymond Cuijpers, Philippine Hoegen, en Vanessa Jane Phaff.
Raymond Cuijpers
Het werk van Raymond Cuijpers (Geleen, 1973) is gebaseerd op verschillende aspecten van het voetbal en zijn eigen ervaringen als voetballer. Speciaal voor deze tentoonstelling maakt Cuijpers een presentatie van zijn werk in en om Arena van Rita McBride waarin hij de commerciële, mystieke, politieke en economische dimensies van het voetbal belicht. In een interview met zichzelf stelt Cuijpers zich de vraag:
RC: Is voetbal kunst ?
RC: Nee, dat vind ik niet. Ik denk dat het twee verschillende grootheden zijn, waarvan de top overeen komt. Alleen de basis van het voetbal ligt in een andere laag van de samenleving dan die van de kunst: voetbal is van het volk en kunst van de zogenaamde elite. Voetbal is veel massaler; er is sprake van een enorme energie die wordt gebundeld in het stadion. Kijk naar Engeland, waar vaders met hun zonen naar hun club gaan kijken; dat is een diepgewortelde emotie, die in de kunst nooit aanwezig zou kunnen zijn. Kunst is voor het hoofd, voetbal gaat via de buik; voetbal is agressie. Het topvoetbal wordt steeds meer beheerst door politieke en economische belangen, maar de pure lichamelijke en geestelijke explosies van een topvoetballer zijn, denk ik, heviger dan die van een kunstenaar.
RC: Dus jij vindt dat topvoetballers “groter” zijn dan grote kunstenaars ?
RC: Topvoetballers zijn helden, het zijn idolen. Wat ik wil zeggen is dat de impact van voetbal veel directer is en veel vroeger in je leven begint. Kunst is veel indirecter, het heeft pas invloed als je erover nadenkt. Maar kunst is ook erg ambigu. Iedereen kan zien dat Dennis Bergkamp een goede voetballer is, maar is Richter ook een goede schilder?
Annemiek de Beer (Bolsward, 1971)
Al schilderend versmelt Annemiek de Beer uiteenlopende onderwerpen die ze vindt in bijvoorbeeld de kunst, in het straatbeeld of in reclames. Een kenmerkend aspect van haar recente werk is de wijze waarop zij de platheid van het tweedimensionale oppervlak en de suggestie van perspectief in één schilderij combineert. Doordat grafische en beeldende elementen in elkaar overlopen, ontstaan gelaagde schilderijen waarin lijnen en kleurvlakken zich binnen het beeld voortdurend omkeren, en zich afwisselend naar de voor- en achtergrond lijken te verplaatsen, waardoor een transparantie in het beeld ontstaat.
Madeleine Berkhemer (Bergen op Zoom, 1973)
Vanuit de mode en de beeldende kunst onderzoekt Madeleine Berkhemer met een breed scala aan media (tekeningen, collages, wandsculpturen, installaties, live-presentaties en kledingontwerpen) het vrouwelijk lichaam en de hedendaagse cultuur. De enorme spanning in de constructie van haar grote, futuristische, en insectachtige sculpturen van aan elkaar geknoopte panty’s is illustratief voor de vaak sterke en dubbelzinnige sexuele geladenheid van haar werk. Berkhemer’s uitdagende en minimale kledingontwerpen benadrukken de vormen van het vrouwelijk lichaam en geven tegelijkertijd een compromisloos commentaar op de praktijk van de modevormgeving. Ter gelegenheid van de opening van Voorwerk 6, presenteert Madeleine Berkhemer I SPY.
Philippine Hoegen (Kitzbühel, Oostenrijk, 1970)
Philippine Hoegen toont de mogelijkheid van spiegels om een beeld van onszelf in relatie met onze omgeving te geven, door zichzelf op een plek te fotograferen waar deze mogelijkheid zich maar moeilijk laat benutten: in de afgesloten en anonieme ruimte van de pashokjes in warenhuizen. In haar nieuwste serie werken is alleen aan de gezichtsuitdrukking van de mensen te herkennen dat het foto?s van spiegelbeelden zijn. Hun blik maakt van deze werken intieme (zelf)portetten, waarin zowel een zoeken naar herkenning te zien is, als het beeld dat zij op basis van hun spiegelbeeld van zichzelf hebben.
Vanessa Jane Phaff (Tarleton, Engeland, 1965)
Vanessa Jane Phaff verwijst met de technieken die ze gebruikt (potlood en viltstift tekeningen en met lino bedrukte schilderijen die aan kleurplaten doen denken), direct naar de wereld van de kinderen, die brutaal in het middelpunt van haar voorstellingen staan. In tegenstelling tot het maatschappelijk beeld zijn deze kinderen niet onschuldig en kwetsbaar, maar trots, zelfbewust en soms zelfs boosaardig. De details in Phaff?s werk zijn veelbetekenend, ze geven wel aanwijzingen, maar geen uitsluitsel over de geladen context en achtergrond van hetgeen zich zojuist heeft afgespeeld. In haar laatste serie werken lijken de hoofdpersoontjes de suggestieve symboliek die hen omringt bewust te hebben geënsceneerd.